Telefoongesprekken
Sinds de herstart van Puurvoetbalonline in augustus van dit jaar is er bijna geen week voorbijgegaan zonder een telefoongesprek over het amateurvoetbal. Soms zijn het korte gesprekken, soms duren ze langer, maar altijd raken ze een snaar. Het zijn gesprekken die ik koester, omdat ze gaan over een onderwerp dat als een rode draad door mijn leven loopt: het amateurvoetbal in onze regio. Het gebied dat ik gemakshalve maar even aanduid als het verspreidingsgebied van de Ommelander Courant.

Zo was er gistermiddag opnieuw zo’n telefoontje. Een bevlogen voetballiefhebber aan de andere kant van de lijn, iemand die het spelletje doorgrondt en het amateurvoetbal ademhaalt. Een gesprek dat begon met de plannen van de gemeente Het Hogeland voor een nieuw sportcomplex tussen Uithuizen en Uithuizermeeden, maar al snel uitwaaierde langs allerlei zijpaden die voor ons maar al te bekend voelen.
We spraken over eerdere fusies, over verenigingen die ooit met trots hun eigen identiteit bewaakten maar zich toch gedwongen zagen samen te gaan. Over het samenbrengen van twee culturen op één complex. De vraag of je die culturen kunt laten samenvloeien, of dat ze elkaar juist in de weg zitten. En wat dat doet met leden, vrijwilligers, bestuurders en trouwe supporters. Het zijn onderwerpen die in veel dorpen leven, maar zelden hardop worden uitgesproken.
Tegelijkertijd spraken we over de kracht van kleine clubs. Clubs waar het vrijwilligerswerk nooit ophoudt, waar de lijnen kort zijn, waar iedereen elkaar kent en waar sentiment soms belangrijker lijkt dan sportieve prestaties. Maar ook daar ligt een dilemma. Want, zo waren we het roerend eens: wie niet over sentimenten heen durft te stappen, komt nooit vooruit. Het vasthouden aan historie en traditie heeft waarde, maar het mag geen blokkade worden voor toekomstbestendige keuzes.
Het gesprek ging verder over fusies: over een fusie die jaren geleden plaatsvond, een fusie die nu misschien aanstaande is, en een fusie die wellicht wenselijk zou zijn als je het amateurvoetbal op langere termijn gezond wilt houden. Het zijn geen eenvoudige beslissingen. In dorpen spelen emoties altijd mee. Het voetbalveld is geen gewone plek; het is een ontmoetingsplaats, een stuk geschiedenis, een sociale kern. Dat geef je niet zomaar op. En toch: soms moet het.
Natuurlijk raakten we ook aan het spelletje zelf. Aan het gebrek aan voetbalgogme in veel wedstrijden. Wedstrijden waarin ploegen niet meer lijken te weten hoe je een duel ‘dood’ speelt, hoe je slim moet vertragen, versnellen, druk zetten of juist temporiseren. Elementen die wij vroeger als vanzelfsprekend leerden, niet omdat het ons werd verteld, maar omdat we het opdeden in eindeloze partijen op straat, op trapveldjes en op weilanden waar doeltjes van jassen werden gemaakt.
Mijn gesprekspartner, die zelf een prima voetballer was in zijn actieve jaren, stoort zich daar terecht aan. Niet omdat hij wil mopperen op de jeugd, maar omdat hij ziet wat er ontbreekt. De term ‘vlieguren’ viel. Wij hadden ze, duizenden misschien. Uren waarin we leerden wat je niet uit een oefenvorm haalt. Tegenwoordig zie je in veel dorpen in onze regio nog maar sporadisch kinderen die voetballen buiten de vereniging om. Natuurlijk gebeurt het nog, maar niet in de mate van vroeger. En dat merk je terug. Een generatie die minder uren maakt, ontwikkelt een minder functionele techniek, hoe goed de trainers ook hun best doen.
Het is een ontwikkeling die veel amateurclubs herkennen: minder aanwas, minder buitenspelende jeugd en daardoor uiteindelijk ook minder fundament. Je kunt trainers op cursus sturen, je kunt investeren in materialen of kunstgras, maar niets vervangt het vrije spel dat generaties heeft gevormd. Het instinct dat je leert als je een bal moet beschermen tegen grotere jongens uit de buurt. De souplesse die je ontwikkelt omdat je op ongelijk gras moet kappen en draaien. De creativiteit die ontstaat zonder coach die elke beweging regisseert.
Ons gesprek van die vrijdagmiddag werd daarmee meer dan zomaar een babbel over voetbal. Het werd een gesprek over het amateurvoetbal. Over alles wat veel mensen bezighoudt maar zelden uitgesproken wordt. Over de combinatie van sentiment en realisme, van nostalgie en toekomstdenken. Over dorpen die hun club koesteren maar soms ook moeten durven veranderen. Over kinderen die minder voetballen en daardoor anders leren spelen dan wij ooit deden. Over beleid, over passie, over verlies en winst, maar dan niet in de vorm van doelpunten.
En juist daarom koester ik dit soort gesprekken. Ze raken aan iets dat dieper ligt. Ze leggen de vinger op zere plekken, maar ze geven ook hoop. Omdat ze worden gevoerd door mensen die het amateurvoetbal een warm hart toedragen, die willen meedenken, die zich zorgen maken én perspectief zien.
Misschien is dat wel de kern van het amateurvoetbal in Het Hogeland en daarbuiten: het wordt gedragen door liefhebbers. Door mensen die bellen op een vrijdagmiddag om hun gedachten te delen. Door vrijwilligers, door spelers, door supporters die niet altijd op de voorgrond staan maar wel onderdeel van een club. En precies dát maakt elk telefoongesprek kostbaar.
We spraken over eerdere fusies, over verenigingen die ooit met trots hun eigen identiteit bewaakten maar zich toch gedwongen zagen samen te gaan. Over het samenbrengen van twee culturen op één complex. De vraag of je die culturen kunt laten samenvloeien, of dat ze elkaar juist in de weg zitten. En wat dat doet met leden, vrijwilligers, bestuurders en trouwe supporters. Het zijn onderwerpen die in veel dorpen leven, maar zelden hardop worden uitgesproken.
Tegelijkertijd spraken we over de kracht van kleine clubs. Clubs waar het vrijwilligerswerk nooit ophoudt, waar de lijnen kort zijn, waar iedereen elkaar kent en waar sentiment soms belangrijker lijkt dan sportieve prestaties. Maar ook daar ligt een dilemma. Want, zo waren we het roerend eens: wie niet over sentimenten heen durft te stappen, komt nooit vooruit. Het vasthouden aan historie en traditie heeft waarde, maar het mag geen blokkade worden voor toekomstbestendige keuzes.
Het gesprek ging verder over fusies: over een fusie die jaren geleden plaatsvond, een fusie die nu misschien aanstaande is, en een fusie die wellicht wenselijk zou zijn als je het amateurvoetbal op langere termijn gezond wilt houden. Het zijn geen eenvoudige beslissingen. In dorpen spelen emoties altijd mee. Het voetbalveld is geen gewone plek; het is een ontmoetingsplaats, een stuk geschiedenis, een sociale kern. Dat geef je niet zomaar op. En toch: soms moet het.
Natuurlijk raakten we ook aan het spelletje zelf. Aan het gebrek aan voetbalgogme in veel wedstrijden. Wedstrijden waarin ploegen niet meer lijken te weten hoe je een duel ‘dood’ speelt, hoe je slim moet vertragen, versnellen, druk zetten of juist temporiseren. Elementen die wij vroeger als vanzelfsprekend leerden, niet omdat het ons werd verteld, maar omdat we het opdeden in eindeloze partijen op straat, op trapveldjes en op weilanden waar doeltjes van jassen werden gemaakt.
Mijn gesprekspartner, die zelf een prima voetballer was in zijn actieve jaren, stoort zich daar terecht aan. Niet omdat hij wil mopperen op de jeugd, maar omdat hij ziet wat er ontbreekt. De term ‘vlieguren’ viel. Wij hadden ze, duizenden misschien. Uren waarin we leerden wat je niet uit een oefenvorm haalt. Tegenwoordig zie je in veel dorpen in onze regio nog maar sporadisch kinderen die voetballen buiten de vereniging om. Natuurlijk gebeurt het nog, maar niet in de mate van vroeger. En dat merk je terug. Een generatie die minder uren maakt, ontwikkelt een minder functionele techniek, hoe goed de trainers ook hun best doen.
Het is een ontwikkeling die veel amateurclubs herkennen: minder aanwas, minder buitenspelende jeugd en daardoor uiteindelijk ook minder fundament. Je kunt trainers op cursus sturen, je kunt investeren in materialen of kunstgras, maar niets vervangt het vrije spel dat generaties heeft gevormd. Het instinct dat je leert als je een bal moet beschermen tegen grotere jongens uit de buurt. De souplesse die je ontwikkelt omdat je op ongelijk gras moet kappen en draaien. De creativiteit die ontstaat zonder coach die elke beweging regisseert.
Ons gesprek van die vrijdagmiddag werd daarmee meer dan zomaar een babbel over voetbal. Het werd een gesprek over het amateurvoetbal. Over alles wat veel mensen bezighoudt maar zelden uitgesproken wordt. Over de combinatie van sentiment en realisme, van nostalgie en toekomstdenken. Over dorpen die hun club koesteren maar soms ook moeten durven veranderen. Over kinderen die minder voetballen en daardoor anders leren spelen dan wij ooit deden. Over beleid, over passie, over verlies en winst, maar dan niet in de vorm van doelpunten.
En juist daarom koester ik dit soort gesprekken. Ze raken aan iets dat dieper ligt. Ze leggen de vinger op zere plekken, maar ze geven ook hoop. Omdat ze worden gevoerd door mensen die het amateurvoetbal een warm hart toedragen, die willen meedenken, die zich zorgen maken én perspectief zien.
Misschien is dat wel de kern van het amateurvoetbal in Het Hogeland en daarbuiten: het wordt gedragen door liefhebbers. Door mensen die bellen op een vrijdagmiddag om hun gedachten te delen. Door vrijwilligers, door spelers, door supporters die niet altijd op de voorgrond staan maar wel onderdeel van een club. En precies dát maakt elk telefoongesprek kostbaar.