Het stille failliet van de vrijwilliger

Geschreven door Johan Staal op . Geplaatst in Columns

 

Er zijn van die artikelen die je even laten slikken. Niet omdat ze zo goed geschreven zijn, maar omdat ze iets blootleggen waarvan je eigenlijk al wist dat het misging. Zo’n stukje in de krant dat je midden in de ochtendkoffie ineens recht in je voetbalhart raakt. Een artikel over het groeiende tekort aan vrijwilligers bij sportverenigingen.



johan 2


Onderzoek van het Mulier Instituut uit 2022 legt het pijnlijk bloot: bij 32 procent van de Nederlandse sportverenigingen zijn er (veel) te weinig vrijwilligers. Van de ruim 21.700 clubs zag bijna een derde het aantal vrijwilligers fors teruglopen. En één op de vijf voorziet een verdere afname Dat zijn cijfers die niet op een vergadertafel thuishoren. Dat zijn cijfers die een alarmsignaal moeten zijn. Een groot rood flikkerend licht boven de sportvelden van Nederland.

Want wie wel eens op een zaterdagmorgen langs de lijn staat, weet wat er op het spel staat. Het jeugdwedstrijd van de JO11, draait op vrijwilligers. Op de vaders en moeders, opa’s en oma’s, oud-spelers, die hun vrije tijd inleveren om ervoor te zorgen dat de bal blijft rollen.

De nieuwe vrijwilliger wil best, maar liever even

“Men wil wel helpen, maar liever even.”
Dat is zo’n zin die je in veel verenigingen hoort. En het klopt. Mensen zijn niet minder betrokken geworden ,ze zijn anders betrokken. De nieuwe vrijwilliger wil best iets doen, maar het liefst kort, overzichtelijk, zonder gedoe, zonder verantwoordelijkheden. Even helpen bij het toernooi, een bardienst draaien bij een jubileum, of een paar keer fluiten bij de pupillen. En daarna weer terug naar het eigen drukke leven. Begrijpelijk is het wel. We leven in een tijd waarin alles sneller moet, waarin werk, gezin en sociale verplichtingen elkaar in een razend tempo afwisselen. Maar het gevolg is dat veel functies, bestuursleden, trainers, commissieleden, steeds moeilijker te vervullen zijn. En dat zijn juist de mensen die het verschil maken tussen een vereniging die draait en een vereniging die langzaam stilvalt.

De trainer: van veld tot verantwoording

Neem het trainersvak. Ooit een vanzelfsprekendheid. Er was altijd wel een vader of moeder die het team van zoon of dochter wilde trainen. Maar tegenwoordig haken veel ouders af zodra ze horen dat het niet alleen om wat oefeningen gaat. Want trainen is meer dan een bal en een paar pionnen. Het is soms ook gewoon geduld hebben met twaalf drukke kinderen op een woensdagmiddag. Zonder de juiste cursus of ervaring voelt iemand zich al snel onbekwaam. En ergens is dat ook niet onterecht. Eén training lukt nog wel. Twee of drie ook. Maar een heel seizoen? Dat vraagt meer. En dus haken mensen af. Of ze beginnen er niet aan. Want onbekwaam voelen is niet fijn, en niemand wil de coach zijn die ‘het niet kan’. Toch is dat precies wat verenigingen nodig hebben: mensen die het durven proberen.

Het verenigingsleven als ruggengraat van Nederland

Nederland is groot geworden dankzij het verenigingsleven. De sportclub, de muziekvereniging, de buurtvereniging dat zijn plekken waar mensen elkaar ontmoeten. En precies dat, zo liet het onderzoek zien, staat nu onder druk. We laten het langzaam wegglippen, vaak zonder het door te hebben. Want een vereniging gaat niet van de ene op de andere dag failliet. Dat gebeurt stilletjes. Eerst valt een bestuurslid weg. Dan is er ineens geen jeugdcoördinator meer. Dan stopt de penningmeester en is er geen opvolger te vinden . En voor je het weet, draait de club op dezelfde vijf mensen die alles doen. Tot ook die het niet meer trekken.

Een cultuur van gemak

We zijn gewend geraakt aan gemak. Alles is te bestellen, alles is te regelen met een app of een klik. En misschien is dat precies wat het vrijwilligersprobleem verklaart: we zijn verleerd om iets te doen zonder directe beloning. Maar het levert wél iets op dat onbetaalbaar is. De trots van een kind dat voor het eerst scoort. De glimlach van een scheidsrechter die applaus krijgt in plaats van kritiek. De verbondenheid na een gewonnen derby, waar de hele kantine nog één keer juicht. Dáárvoor doe je het. En dat gevoel verdwijnt als er niemand meer is om het te organiseren. Als dat gebeurt blijft het veld leeg. En dat zou pas echt een verlies zijn.