De waanzin rond Oranje – geef mij maar Winsum-WVV
De dag na Malta – Nederland ging het, zoals te verwachten, overal over dat duel. In kantines, sportcafés en natuurlijk op sociale media. Een duel dat, zo viel overal te beluisteren, “bijna te slecht was om naar te kijken.” Alsof dat nieuws was. De ene helft van het land klaagde over de instelling, de andere helft over het systeem, en de rest vroeg zich af waarom ze überhaupt hadden gekeken.
Ik maakte op sociale media de opmerking: “Ik heb mij totaal niet geïrriteerd aan het spel van Oranje en de rompslomp eromheen. Het boek 125 verhalen over Ajax was een meer dan prima alternatief.”
Een opmerking die ik oprecht meende ,en die vanzelfsprekend de nodige reacties opleverde. Want kritiek op Oranje, of erger nog: onverschilligheid ten opzichte van Oranje, dat mag in Nederland niet. Daar moet je iets van vinden. Liefst iets met veel uitroeptekens en hoofdletters.

Heel eerlijk: ik kan daar prima om lachen. Want nergens ter wereld is er een voetballiefhebber, behalve dan degene die beroepsmatig de analist uithangt, die verplicht is om naar een voetbalwedstrijd te kijken. Zelfs ik, als verslaggever van de Ommelander, ben dat niet. Als ik op een zaterdag of zondag eens geen zin heb om langs de lijn te staan, dan meld ik me af.
Dat gebeurt zelden, hoor. Want eerlijk is eerlijk: ik vind het nog steeds geweldig om bij een amateurduel langs de lijn te staan. Regenjas aan, notitieblok in de hand, een bekertje koffie dat nooit warm blijft ,het heeft iets echts, iets puurs. Soms sta ik op de tribune, soms bij ‘noodgevallen’ in een skybox, lees een warme kantine wanneer een griepaanval onderweg is, maar de charme blijft: het gaat om voetbal dat nog niet verziekt is door meningen, marketing en miljoenen.
Dat is meteen het grote verschil met Oranje. Want daar hebben we met z’n allen een soort monster van gemaakt. Een elftal dat we groter maken dan het is. We verwachten wonderen, tiki-taka, drukzetten als Arne Slot bij Liverpool en scoren als Haaland bij Manchester City. En als het dan tegen Malta niet sprankelt, zijn we teleurgesteld. Maar waarom eigenlijk? Waarom denken we dat Oranje iets schuldig is aan ons kijkplezier?
Het probleem zit in de verwachtingen.
Ik zeg het vaak: bij het amateurvoetbal heb ik geen enkele verwachting. En juist daarom word ik zelden teleurgesteld. Als ik vandaag naar Winsum – WVV ga, en ik verwacht dat de thuisploeg even met 8-0 wint, dan weet ik bijna zeker dat ik teleurgesteld raak. Maar als ik gewoon het duel op me af laat komen, zonder vooraf bedachte analyses, dan fiets ik na afloop waarschijnlijk met een glimlach naar huis. Omdat ik iets gezien heb wat echt was: inzet, strijd, en misschien een verrassende spits die er ineens drie inlegt.
Dat is het mooie van amateurvoetbal.
Het is onvoorspelbaar vrij van de waanzin die het Nederlands elftal omringt. Geen mediatraining, geen “procespraat” van een bondscoach die het zelf nauwelijks meer begrijpt, geen eindeloze analyses over of Xavi Simons beter rendeert op tien of elf. Gewoon: voetballen. Op een veld dat soms scheef ligt en waar de cornervlag scheef hangt, maar waar het hart klopt.
De ‘legeren’ aan analisten die tegenwoordig elke bal willen ontleden, hebben mij allang doen afhaken. Je kunt geen minuut meer naar een nabeschouwing kijken zonder dat iemand met grafiekjes, pijltjes en expected goals probeert uit te leggen waarom het allemaal niet liep zoals het moest.
Misschien moet ik het dan maar zeggen: het liep niet omdat voetbal soms gewoon niet loopt. Punt.
Niet omdat de bondscoach de verkeerde wisselde, niet omdat de perschef te laat bij de bus stond, maar omdat het een spel is met mensen. En mensen zijn geen robots, zeker niet als ze met het shirt van Oranje spelen, waar elke fout wordt uitvergroot en elke pass onder het vergrootglas ligt.
Geef mij dan maar Winsum – WVV. Of Ezinge – ZEC, zoals vorige week. Wedstrijden waar je met nul verwachtingen heen gaat, en dus nooit teleurgesteld wordt. Waar je de trainer na afloop hoort zeggen: “Ja, we hadden er misschien één meer kunnen maken, maar ik ben trots op de jongens.” En waar de spits van 38 nog steeds iedere week met plezier zijn schoenen strikt, zonder sponsorcontract, maar met een kratje bier in de kleedkamer.
Dat is voetbal. Geen commercieel circus, geen paniekgolven na een matige pot, geen praattafels vol eigenbelang.Het Nederlands elftal? Prima hoor, laat ze lekker spelen. Maar ik hoef niet meer mee in de hysterie. Niet in het idee dat Oranje het symbool is van nationale trots, of dat de bondscoach met een PowerPointpresentatie ons naar voetbalverlossing gaat leiden.
We zijn het een beetje kwijtgeraakt, dat gevoel van gewoon genieten. We zijn vergeten dat voetbal ook gewoon een spel mag zijn. Een spel waar een slechte wedstrijd geen nationale ramp is, maar gewoon een slechte wedstrijd. En waar een mooie goal van een anonieme spits op een drassig veld in Winsum minstens zo mooi kan zijn als een afstandsschot in de Johan Cruijff ArenA.
Dus nee, ik heb me niet geërgerd aan Malta – Nederland. Ik heb er simpelweg niet naar gekeken.
Ik koos voor rust, voor relativering, en voor een boek over Ajax. En vandaag? Vandaag kies ik weer voor het echte werk. Winsum – WVV. Met misschien wel een 1-1 na een scrimmage in de slotminuut. En weet je wat? Dat is voor mij puur voetbal. Zonder waanzin, zonder theater. Gewoon zoals het hoort.
Laat de analisten hun mening maar hebben, laat de praatprogramma’s hun zendtijd maar vullen.
Ik pak vanmiddag mijn fiets, stap op, en rijd naar het veld. Geen verwachtingen, geen heisa.
Alleen een fluitje, een bal, twee elftallen en een verslaggever die weer geniet van waar het écht om draait.
Want in Winsum, Ezinge of waar dan ook, daar ligt de ziel van het voetbal. Niet in een miljoenenbal tegen Malta. Geef mij maar amateurvoetbal.
Altijd
Ik maakte op sociale media de opmerking: “Ik heb mij totaal niet geïrriteerd aan het spel van Oranje en de rompslomp eromheen. Het boek 125 verhalen over Ajax was een meer dan prima alternatief.”
Een opmerking die ik oprecht meende ,en die vanzelfsprekend de nodige reacties opleverde. Want kritiek op Oranje, of erger nog: onverschilligheid ten opzichte van Oranje, dat mag in Nederland niet. Daar moet je iets van vinden. Liefst iets met veel uitroeptekens en hoofdletters.

Heel eerlijk: ik kan daar prima om lachen. Want nergens ter wereld is er een voetballiefhebber, behalve dan degene die beroepsmatig de analist uithangt, die verplicht is om naar een voetbalwedstrijd te kijken. Zelfs ik, als verslaggever van de Ommelander, ben dat niet. Als ik op een zaterdag of zondag eens geen zin heb om langs de lijn te staan, dan meld ik me af.
Dat gebeurt zelden, hoor. Want eerlijk is eerlijk: ik vind het nog steeds geweldig om bij een amateurduel langs de lijn te staan. Regenjas aan, notitieblok in de hand, een bekertje koffie dat nooit warm blijft ,het heeft iets echts, iets puurs. Soms sta ik op de tribune, soms bij ‘noodgevallen’ in een skybox, lees een warme kantine wanneer een griepaanval onderweg is, maar de charme blijft: het gaat om voetbal dat nog niet verziekt is door meningen, marketing en miljoenen.
Dat is meteen het grote verschil met Oranje. Want daar hebben we met z’n allen een soort monster van gemaakt. Een elftal dat we groter maken dan het is. We verwachten wonderen, tiki-taka, drukzetten als Arne Slot bij Liverpool en scoren als Haaland bij Manchester City. En als het dan tegen Malta niet sprankelt, zijn we teleurgesteld. Maar waarom eigenlijk? Waarom denken we dat Oranje iets schuldig is aan ons kijkplezier?
Het probleem zit in de verwachtingen.
Ik zeg het vaak: bij het amateurvoetbal heb ik geen enkele verwachting. En juist daarom word ik zelden teleurgesteld. Als ik vandaag naar Winsum – WVV ga, en ik verwacht dat de thuisploeg even met 8-0 wint, dan weet ik bijna zeker dat ik teleurgesteld raak. Maar als ik gewoon het duel op me af laat komen, zonder vooraf bedachte analyses, dan fiets ik na afloop waarschijnlijk met een glimlach naar huis. Omdat ik iets gezien heb wat echt was: inzet, strijd, en misschien een verrassende spits die er ineens drie inlegt.
Dat is het mooie van amateurvoetbal.
Het is onvoorspelbaar vrij van de waanzin die het Nederlands elftal omringt. Geen mediatraining, geen “procespraat” van een bondscoach die het zelf nauwelijks meer begrijpt, geen eindeloze analyses over of Xavi Simons beter rendeert op tien of elf. Gewoon: voetballen. Op een veld dat soms scheef ligt en waar de cornervlag scheef hangt, maar waar het hart klopt.
De ‘legeren’ aan analisten die tegenwoordig elke bal willen ontleden, hebben mij allang doen afhaken. Je kunt geen minuut meer naar een nabeschouwing kijken zonder dat iemand met grafiekjes, pijltjes en expected goals probeert uit te leggen waarom het allemaal niet liep zoals het moest.
Misschien moet ik het dan maar zeggen: het liep niet omdat voetbal soms gewoon niet loopt. Punt.
Niet omdat de bondscoach de verkeerde wisselde, niet omdat de perschef te laat bij de bus stond, maar omdat het een spel is met mensen. En mensen zijn geen robots, zeker niet als ze met het shirt van Oranje spelen, waar elke fout wordt uitvergroot en elke pass onder het vergrootglas ligt.
Geef mij dan maar Winsum – WVV. Of Ezinge – ZEC, zoals vorige week. Wedstrijden waar je met nul verwachtingen heen gaat, en dus nooit teleurgesteld wordt. Waar je de trainer na afloop hoort zeggen: “Ja, we hadden er misschien één meer kunnen maken, maar ik ben trots op de jongens.” En waar de spits van 38 nog steeds iedere week met plezier zijn schoenen strikt, zonder sponsorcontract, maar met een kratje bier in de kleedkamer.
Dat is voetbal. Geen commercieel circus, geen paniekgolven na een matige pot, geen praattafels vol eigenbelang.Het Nederlands elftal? Prima hoor, laat ze lekker spelen. Maar ik hoef niet meer mee in de hysterie. Niet in het idee dat Oranje het symbool is van nationale trots, of dat de bondscoach met een PowerPointpresentatie ons naar voetbalverlossing gaat leiden.
We zijn het een beetje kwijtgeraakt, dat gevoel van gewoon genieten. We zijn vergeten dat voetbal ook gewoon een spel mag zijn. Een spel waar een slechte wedstrijd geen nationale ramp is, maar gewoon een slechte wedstrijd. En waar een mooie goal van een anonieme spits op een drassig veld in Winsum minstens zo mooi kan zijn als een afstandsschot in de Johan Cruijff ArenA.
Dus nee, ik heb me niet geërgerd aan Malta – Nederland. Ik heb er simpelweg niet naar gekeken.
Ik koos voor rust, voor relativering, en voor een boek over Ajax. En vandaag? Vandaag kies ik weer voor het echte werk. Winsum – WVV. Met misschien wel een 1-1 na een scrimmage in de slotminuut. En weet je wat? Dat is voor mij puur voetbal. Zonder waanzin, zonder theater. Gewoon zoals het hoort.
Laat de analisten hun mening maar hebben, laat de praatprogramma’s hun zendtijd maar vullen.
Ik pak vanmiddag mijn fiets, stap op, en rijd naar het veld. Geen verwachtingen, geen heisa.
Alleen een fluitje, een bal, twee elftallen en een verslaggever die weer geniet van waar het écht om draait.
Want in Winsum, Ezinge of waar dan ook, daar ligt de ziel van het voetbal. Niet in een miljoenenbal tegen Malta. Geef mij maar amateurvoetbal.
Altijd