De realiteit van het amateurvoetbal: tussen ambitie en nuchterheid
Wanneer je op de websites en sociale media de verslagen leest van wedstrijden in het amateurvoetbal, valt het je steeds weer op: de verbazing. Verbazing over wat er allemaal geroepen wordt ,over de speelwijze van een ploeg, over de keuzes van de trainer, over waarom er niet ‘meer gevoetbald’ wordt. Iedereen heeft er wel een mening over, en soms lijkt het wel of men vergeet dat er in het amateurvoetbal ook gewoon nog iets bestaat als realiteit.

In het standaardvoetbal kun je alleen in de vijfde klasse niet degraderen. In alle andere klassen kan dat dus wél. En dat gegeven maakt nogal wat uit. Want laten we eerlijk zijn: geen enkele ploeg wil degraderen. Toch is dat soms het beste wat een club kan overkomen. Een stapje terug om er daarna twee vooruit te zetten. Corenos uit Roodeschool is daar een fraai voorbeeld van. In het seizoen 2018-2019 degradeerde de ploeg naar de vijfde klasse. Niet leuk, natuurlijk, maar kijk nu: twee promoties later spelen ze keurig in de derde klasse. Dat is geen toeval, dat is beleid en realisme.
Toch lijkt dat realisme in de discussies rondom het amateurvoetbal soms ver te zoeken. Alsof elke ploeg verplicht is om week in, week uit, champagnevoetbal te spelen. Alsof het publiek recht heeft op spektakel, ook als de omstandigheden ,of de kwaliteit van de selectie ,daar helemaal niet naar zijn. Maar voetbal is niet alleen kunst, het is ook kunde. En soms betekent dat gewoon: zorgen dat je overeind blijft.
Neem bijvoorbeeld vv Winsum. De club verloor deze zomer een groot aantal doelpunten met het vertrek van enkele spelers. Iedereen die iets van voetbal begrijpt, weet wat dat betekent: je moet opnieuw beginnen, bouwen aan balans. Dan is het ook niet vreemd dat handhaving in de eerste klasse de absolute prioriteit is. Je hoeft geen groot tacticus te zijn om te begrijpen dat daar een bepaalde speelwijze bij hoort. Geen blind aanvallend voetbal met de deur wagenwijd open achterin, maar degelijkheid, organisatie, discipline. Eerst de boel achterin op orde brengen, en dat lukt aardig, met al vier keer de nul dit seizoen.
Maar dan lees je soms de verslagen van tegenstanders, en dan denk je: die zijn niet blij. Neem de wedstrijd van zaterdag 4 oktober, toen Winsum op bezoek ging bij Oranje Nassau. Het werd 0-0, een resultaat waar Winsum begrijpelijkerwijs tevreden mee was. Een punt pakken uit bij een sterke tegenstander, daar teken je voor als je weet waar je vandaan komt. Maar bij de tegenpartij klonk vooral frustratie. Niet omdat Winsum slecht speelde, maar omdat hun eigen aanvalsspel niet toereikend was om de defensie van de Winsumers te breken.
En dát is precies de kern van de zaak: frustratie wordt vaak vermomd als kritiek. In het amateurvoetbal, maar ook daarboven. De verliezende ploeg zoekt zelden de oorzaak bij zichzelf, maar des te vaker bij de ander. “Ze kwamen alleen om te verdedigen.” “Ze wilden niet voetballen.” “Ze zakten in en maakten het spel dood.” Het zijn zinnen die je elke week leest. Maar misschien, heel misschien, is het niet de ander die het spel doodmaakt , maar de eigen onmacht die het leven eruit zuigt. Oranje Nassau is zo’n club die al jaren probeert de voetbalhemel te bestormen. Daar is op zich niets mis mee; ambitie is mooi. Maar ambitie zonder realisme leidt tot teleurstelling. Als je jaar in jaar uit investeert in spelers en structureel nét niet bovenin eindigt, dan komt dat niet alleen omdat de tegenstander de bus parkeert. Soms is dat gewoon de plek waar je hoort. En dat is geen schande. Winsum daarentegen weet precies waar het staat. En eerlijk is eerlijk: een 0-0 in Groningen kan dan net zo mooi voelen als een 4-0 overwinning ,als je weet dat het resultaat het gevolg is van hard werken, discipline en collectieve strijd.
De buitenstaander ziet vaak alleen de uitslag, of leest wat zuur commentaar op een website. Dus ja, laat de tegenstander maar mopperen. Laat ze maar schrijven dat het saai was, dat Winsum niet wilde voetballen. Wie de stand en de context kent, weet beter. Een punt in Groningen, de nul gehouden, vertrouwen getankt, dat waren de winstpunten voor Winsum-trainer Kees Pranger die met zijn ploeg door een realistiche speelwijze met zijn ploeg een mooie start van de competitie heeft gemaakt.

In het standaardvoetbal kun je alleen in de vijfde klasse niet degraderen. In alle andere klassen kan dat dus wél. En dat gegeven maakt nogal wat uit. Want laten we eerlijk zijn: geen enkele ploeg wil degraderen. Toch is dat soms het beste wat een club kan overkomen. Een stapje terug om er daarna twee vooruit te zetten. Corenos uit Roodeschool is daar een fraai voorbeeld van. In het seizoen 2018-2019 degradeerde de ploeg naar de vijfde klasse. Niet leuk, natuurlijk, maar kijk nu: twee promoties later spelen ze keurig in de derde klasse. Dat is geen toeval, dat is beleid en realisme.
Toch lijkt dat realisme in de discussies rondom het amateurvoetbal soms ver te zoeken. Alsof elke ploeg verplicht is om week in, week uit, champagnevoetbal te spelen. Alsof het publiek recht heeft op spektakel, ook als de omstandigheden ,of de kwaliteit van de selectie ,daar helemaal niet naar zijn. Maar voetbal is niet alleen kunst, het is ook kunde. En soms betekent dat gewoon: zorgen dat je overeind blijft.
Neem bijvoorbeeld vv Winsum. De club verloor deze zomer een groot aantal doelpunten met het vertrek van enkele spelers. Iedereen die iets van voetbal begrijpt, weet wat dat betekent: je moet opnieuw beginnen, bouwen aan balans. Dan is het ook niet vreemd dat handhaving in de eerste klasse de absolute prioriteit is. Je hoeft geen groot tacticus te zijn om te begrijpen dat daar een bepaalde speelwijze bij hoort. Geen blind aanvallend voetbal met de deur wagenwijd open achterin, maar degelijkheid, organisatie, discipline. Eerst de boel achterin op orde brengen, en dat lukt aardig, met al vier keer de nul dit seizoen.
Maar dan lees je soms de verslagen van tegenstanders, en dan denk je: die zijn niet blij. Neem de wedstrijd van zaterdag 4 oktober, toen Winsum op bezoek ging bij Oranje Nassau. Het werd 0-0, een resultaat waar Winsum begrijpelijkerwijs tevreden mee was. Een punt pakken uit bij een sterke tegenstander, daar teken je voor als je weet waar je vandaan komt. Maar bij de tegenpartij klonk vooral frustratie. Niet omdat Winsum slecht speelde, maar omdat hun eigen aanvalsspel niet toereikend was om de defensie van de Winsumers te breken.
En dát is precies de kern van de zaak: frustratie wordt vaak vermomd als kritiek. In het amateurvoetbal, maar ook daarboven. De verliezende ploeg zoekt zelden de oorzaak bij zichzelf, maar des te vaker bij de ander. “Ze kwamen alleen om te verdedigen.” “Ze wilden niet voetballen.” “Ze zakten in en maakten het spel dood.” Het zijn zinnen die je elke week leest. Maar misschien, heel misschien, is het niet de ander die het spel doodmaakt , maar de eigen onmacht die het leven eruit zuigt. Oranje Nassau is zo’n club die al jaren probeert de voetbalhemel te bestormen. Daar is op zich niets mis mee; ambitie is mooi. Maar ambitie zonder realisme leidt tot teleurstelling. Als je jaar in jaar uit investeert in spelers en structureel nét niet bovenin eindigt, dan komt dat niet alleen omdat de tegenstander de bus parkeert. Soms is dat gewoon de plek waar je hoort. En dat is geen schande. Winsum daarentegen weet precies waar het staat. En eerlijk is eerlijk: een 0-0 in Groningen kan dan net zo mooi voelen als een 4-0 overwinning ,als je weet dat het resultaat het gevolg is van hard werken, discipline en collectieve strijd.
De buitenstaander ziet vaak alleen de uitslag, of leest wat zuur commentaar op een website. Dus ja, laat de tegenstander maar mopperen. Laat ze maar schrijven dat het saai was, dat Winsum niet wilde voetballen. Wie de stand en de context kent, weet beter. Een punt in Groningen, de nul gehouden, vertrouwen getankt, dat waren de winstpunten voor Winsum-trainer Kees Pranger die met zijn ploeg door een realistiche speelwijze met zijn ploeg een mooie start van de competitie heeft gemaakt.