Modegrillen en luciferdoosjes – waar is het voetbalgevoel gebleven?

Geschreven door Johan Staal op . Geplaatst in Columns

Het was scheidsrechter Bas Nijhuis, wie anders zou je bijna denken, die onlangs op sociale media een paar stellingen mocht beantwoorden. Bas, de man die fluit met flair, het spel aanvoelt, en vooral niet moeilijk doet over een harde tackle als er niets aan de hand is. Een scheidsrechter van de oude stempel, eentje die nog begrijpt dat voetbal een contactsport is. Nijhuis had, zo bleek bij het beantwoorden van de stellingen, geen moeite met kleine scheenbeschermers. Maar wél met voetbalkousen vol gaten. En eerlijk? Ik heb moeite met allebei.
johan 2



De scheenbeschermers van luciferdoosjes

Laten we beginnen bij die minuscule scheenbeschermers. Sommige spelers lijken met twee luciferdoosjes tegen hun schenen het veld op te stappen. “Het zit lekkerder”, zeggen ze dan. Alsof comfort boven bescherming gaat. Alsof het stoer is om bij de eerste beste schop van een tegenstander met de tranen in de ogen richting kleedkamer te strompelen. Vroeger, ja, ik weet het, dat klinkt oubollig, droegen we scheenbeschermers die daadwerkelijk iets beschermden. Niet omdat het moest, maar omdat we wisten dat je ze beter kon hebben. Maar goed, mode en gewoonte zijn in het moderne voetbal minstens zo belangrijk geworden als inzet en techniek. Het lijkt wel alsof spelers tegenwoordig vooral bezig zijn met hoe ze eruitzien.

De sokkenrage

En dan die gaten in de sokken. Daar kan ik écht niet bij. Spelers die met een schaar aan hun kousen beginnen alsof ze een modeshow gaan lopen in plaats van een wedstrijd spelen. Het argument? “De sokken zitten te strak.” Mijn antwoord? Wees dan dapper en doe ze omlaag.

Vroeger,en ik durf dat gerust te zeggen, hadden we daar geen problemen mee. Sterker nog: sommigen weigerden zelfs met scheenbeschermers te spelen en hadden hun sokken gewoon naar beneden gerold. Geen gaten, geen fratsen. En nee, dat had niets met mode te maken, maar met gemak en gewoonte. Wij knipten geen gaten omdat onze getrainde kuiten daar niet in pasten. En met getraind bedoel ik ook écht getraind. Niet twee keer per week een uurtje trainen en dan een wedstrijdje spelen. Nee, we voetbalden bijna dagelijks. Op straat, op het pleintje, in de wei, op grind, in de regen ,maakt niet uit.

Waar zijn de voetballende kinderen gebleven?

Als ik tegenwoordig door mijn eigen woonomgeving, Ezinge, Feerwerd, loop, schrik ik soms een beetje. Waar we vroeger met z’n allen buiten voetbalden tot de lantaarnpalen aangingen, is het nu stil. Ik zie daar buiten schooltijd bijna evenveel kinderen voetballen als er pinguïns op de stranden van Brazilië lopen. En dat zijn er niet veel, kan ik iedereen verzekeren. Het is natuurlijk makkelijk om te wijzen naar schermpjes, telefoons en Netflix, maar ergens is het ook de cultuur die veranderd is. Voetbal is voor velen iets geworden van “training op dinsdag en donderdag, wedstrijd op zaterdag, klaar.” Waar is de spontaniteit gebleven, het eindeloze partijtje tot het donker werd, het schieten tegen een muur, de bal op je pantoffel in de voortuin?

Dikke kuiten, dunne basis

Wat me misschien nog het meest verbaast, is dat iedereen tegenwoordig lijkt te denken dat hij “dikke kuiten” heeft. Dikke kuiten van twee keer trainen per week en een potje in het weekend. Laat mij niet lachen. Echte kuiten, die groeiden van honderden trapbewegingen, sprintjes over hobbelige veldjes en potjes tegen de oudere jongens. Dat waren kuiten die je verdiende. Niet die je krijgt door even in de sportschool op een leg press te zitten of omdat je compressiekousen strak aantrekt. Het is bijna lachwekkend: spelers die gaten in hun sokken knippen omdat “de kuit niet past”.

De KNVB zou het simpel moeten houden

Ik heb een tip voor de KNVB. Maak het niet ingewikkelder dan het is. Laat spelers zelf kiezen of ze hun sokken hoog of laag willen dragen. Geen voorschriften, geen modepolitie. Maar wees wél duidelijk: wie ervoor kiest om met zijn sokken omlaag te spelen, neemt zelf het risico. Krijg je dan een trap tegen je onbeschermde schenen? Jammer dan. Dat zou het allemaal een stuk eerlijker maken. En misschien, héél misschien, zouden spelers dan weer nadenken over waarom scheenbeschermers ooit zijn uitgevonden.

Een ode aan het échte voetbal

Misschien klink ik als een mopperkont. Misschien vinden sommigen dit ouwe lullenpraat. Maar het komt uit liefde voor het spel. Voetbal is prachtig in zijn eenvoud. En dat is precies waarom het pijn doet om te zien dat het steeds meer draait om uiterlijkheden, accessoires en modegrillen. De luciferdoosjes voor de schenen, de gaten in de sokken, het hoort allemaal bij het moderne voetbal, zeggen ze dan. Geef mij maar de tijden van grasvlekken, kapotte knieën en échte kuiten. Tijden waarin niemand bezig was met de juiste lengte van z’n sokken, maar met winnen. En waarin een schop tegen de schenen geen drama was, maar een teken dat je in de duels zat. Dus aan alle voetballers van nu: laat die schaar liggen, trek een normale kous aan en speel. En als die kous te strak zit? Doe ’m omlaag, laat die kuiten maar zien. Dat is pas écht dapper.